Een ziekenhuisopname is een flinke aanslag op uw lichaam. U kunt het vergelijken met het lopen van de marathon. Een marathonloper zal zich goed voorbereiden, anders houdt hij het niet vol. Iemand die moet worden opgenomen in het ziekenhuis zou dat ook moeten doen.
In de tabel hierboven ziet u wat de gevolgen kunnen zijn van een slechte basisconditie bij een ziekenhuisopname. Is uw basisconditie goed (groene lijn) dan zijn de gevolgen minder erg. Is uw basisconditie minder goed (rode lijn) dan kunt u snel in de ‘risicozone’ terechtkomen. Uw conditie is dan zodanig verslechterd dat u moeite krijgt met activiteiten in het dagelijks leven, zoals wassen, aankleden en opstaan uit een stoel. Als u uw conditie voor uw opname verbetert (gele stippellijn), ben u beter bestand tegen de gevolgen van een ziekenhuisopname. U kunt dan ook na de opname uw dagelijkse activiteiten zelfstandig blijven uitvoeren.
Tips en adviezen
Tips en adviezen om actief te blijven voordat u wordt opgenomen in het ziekenhuis:
- Kies een beweegactiviteit die bij u past. Bijvoorbeeld: lopen, fietsen, traplopen of een sport.
- Probeer ten minste te voldoen aan de Beweegrichtlijnen (klik op de afbeelding voor een vergrote weergave). Volgens deze richtlijnen zouden volwassenen wekelijks ten minste 2,5 uur matig intensief moeten bewegen en kinderen dagelijks minstens 1 uur.
- Lukt het u niet te voldoen aan de Beweegrichtlijn? Beweeg dan zo veel mogelijk naar uw eigen kunnen of vraag hulp aan een fysiotherapeut.
Jeugd (4 tot 18 jaar):
- 1 uur per dag matig intensief bewegen. Matig intensief is als je ademhaling sneller wordt.
- 3 keer per week spier- en botversterkende activiteiten. Zoals volleybal, dansen, buiten spelen en fietsen.
Volwassenen en ouderen:
- 2,5 uur per week matig intensief bewegen. Verspreid het bewegen over meerdere dagen.
- 2 keer per week spier- en botversterkende activiteiten. Voor ouderen in combinatie met balansoefeningen.
Elke activiteit kan je vaker, langer en/of zwaarder maken. Dit zorgt ook nog eens voor afwisseling!
Licht intensief (van lichtst naar minder licht):
- Gamen
- Koken
- Tuinieren
- Met de hond wandelen
- In het zwembad met een bal spelen
- Rustig fietsen
Matig intensief:
- Skaten of skeeleren
- Balspellen
- Stevig doorfietsen
- Baantjes zwemmen
Zwaar intensief:
- Sprinten
- Wielrennen