Inleiding
Afwijkende uitstrijkjes
U bent verwezen naar de gynaecoloog omdat u een afwijkend uitstrijkje heeft.
Een afwijkend uitstrijkje roept veel vragen en onzekerheden op. Daarom is het belangrijk dat u goed geïnformeerd bent over oorzaken, onderzoek en behandeling bij afwijkende uitstrijkjes. Hier leest u informatie over afwijkende uitstrijkjes en over oorzaken, onderzoek, behandeling en nazorg hiervan.
Het uitstrijkje
Bij wie wordt een uitstrijkje gemaakt?
Alle vrouwen tussen de 30 en 60 jaar oud krijgen via het bevolkingsonderzoek (BVO) 5 tot 7 keer (afhankelijk van de uitslagen) een oproep van de screeningsorganisatie om bij de huisarts een uitstrijkje te laten maken.
Buiten het bevolkingsonderzoek om kan een extra uitstrijkje gemaakt worden door de gynaecoloog of huisarts als er klachten zijn van: tussentijds bloedverlies, bloederige afscheiding, bloedverlies dat optreedt wanneer de laatste menstruatie meer dan een jaar geleden is, of bloedverlies tijdens of na seksueel contact.
Hoe wordt een uitstrijkje gemaakt?
Het uitstrijkje wordt verricht door gebruik te maken van een eendenbek (speculum). Zo wordt de baarmoedermond in beeld gebracht.
Met een borsteltje wordt langs de baarmoedermond gestreken. De verzamelde cellen worden in een potje met vloeistof gedaan waarna deze in het laboratorium onder de microscoop kunnen worden beoordeeld (zie figuur 1).
Wat wordt onderzocht bij een uitstrijkje?
De baarmoedermond is bekleed met 2 soorten cellen. In het laboratorium wordt bekeken of beide typen cellen aanwezig zijn en hoe de cellen eruit zien.
De twee soorten zijn plaveiselcellen en cilindercellen. Plaveiselcellen bekleden de wand van de vagina en de buitenkant van de baarmoedermond. Cylindercellen bekleden de binnenkant van de baarmoedermond en maken slijm aan (zie figuur 2).
Wat is de oorzaak van afwijkende uitstrijkjes?
Afwijkende cellen bij de baarmoedermond worden bijna altijd veroorzaakt door een virus: het humaan papillomavirus (HPV).
Van dit virus bestaan verschillende types: laag risico en hoog risico types. Laag risico HPV types kunnen genitale wratjes veroorzaken en hoog risico HPV types kunnen afwijkende uitstrijkjes en uiteindelijk baarmoederhalskanker veroorzaken.
Het virus is aanwezig in slijmvliezen en huid en wordt makkelijk overgedragen via contact tussen slijmvliezen en dus ook door seksuele activiteit zonder penetratie. Condoomgebruik beschermt hier niet volledig tegen.
Verreweg de meeste vrouwen (ongeveer 90%) die seksueel contact hebben worden tenminste eenmaal besmet met het HPV. Gelukkig komen afwijkende uitstrijkjes en baarmoederhalskanker veel minder vaak voor. Dit komt doordat het lichaam het virus vaak al heeft opgeruimd (klaring) voordat er afwijkende uitstrijkjes kunnen ontstaan. Soms ruimt het afweersysteem het virus niet goed op en kunnen afwijkende uitstrijkjes ontstaan. Roken is hier een belangrijke oorzaak van. Daarom is het goed om te stoppen met roken. Het HPV zorgt per jaar voor 10.000 afwijkende uitstrijkjes. Bij 700 vrouwen per jaar wordt baarmoederhalskanker gevonden.
De uitslag van het uitstrijkje
Bevolkingsonderzoek (BVO) door huisarts
Als het uitstrijkje in het kader van het bevolkingsonderzoek is verricht zal er eerst worden getest op de aanwezigheid van het hoog risico humaan papilloma virus (hrHPV), 16,18 of andere typen HPV
Het hrHPV is NIET aanwezig
De kans dat er binnen 10-15 jaar baarmoederhalskanker zal ontstaan is zeer klein. De cellen van het uitstrijkje worden niet verder beoordeeld onder de microscoop. U ontvangt afhankelijk van uw leeftijd na 5 of 10 jaar een oproep van het bevolkingsonderzoek voor een nieuw uitstrijkje.
Het hrHPV is WEL aanwezig
Er bestaat een indicatie om de cellen van de baarmoedermond te onderzoeken waarna aanvullend een PAP-uitslag volgt, variërend tussen PAP 0 en PAP 5. Hoe hoger de uitslag, hoe meer afwijkend de cellen in het uitstrijkje zijn.
-
PAP 0: de cellen zijn niet goed te beoordelen
Soms is de uitslag van het uitstrijkje niet goed te beoordelen. Er zit bijvoorbeeld te veel bloed bij de cellen of er zijn te weinig cellen. Het uitstrijkje wordt na enkele weken herhaald.
- PAP 1: de cellen zijn normaal
Het uitstrijkje is normaal. Voor de zekerheid wordt het uitstrijkje na 6 maanden herhaald.
- PAP 2 of PAP 3a1: de cellen zijn licht afwijkend
Deze uitslag betekent dat er meestal niets ernstigs aan de hand is. Er wordt wel aanvullend onderzoek geadviseerd door middel van colposcopie. Dit is om te beoordelen of er afgewacht kan worden of de afwijking weer vanzelf verdwijnt zonder dat een behandeling plaatsvindt.
- PAP 3a2: de cellen zijn matig afwijkend
Deze uitslag betekent dat er meestal niets ernstigs aan de hand is. Er wordt wel aanvullend onderzoek geadviseerd door middel van colposcopie en afname van een of meerdere kleine stukjes weefsel (biopten) van de baarmoedermond voor verder onderzoek. De grootte van de afwijking, uw leeftijd en het wel of niet hebben van een kinderwens spelen mee in het besluit of een aanvullende behandeling (lisexcisie) nodig of wenselijk is.
- PAP 3b/4: de cellen zijn ernstig afwijkend
De cellen zijn meer afwijkend dan bij een PAP 3a. Er wordt aanvullend onderzoek geadviseerd door middel van colposcopie en afname van een of meerdere kleine stukjes weefsel (biopten) van de baarmoedermond voor verder onderzoek. De kans op een advies voor een aanvullende behandeling (lisexcisie) van de baarmoedermond is groot.
- PAP 5: de cellen zijn sterk afwijkend
De cellen zijn sterk afwijkend, en de uitslag kán passen bij kanker van de baarmoederhals. Het is verstandig dat u op korte termijn door de gynaecoloog onderzocht wordt door middel van colposcopie en afname van een of meerdere kleine stukjes weefsel van de baarmoedermond voor verder onderzoek. Soms alarmeert het uitstrijkje ten onrechte.
Uitstrijkje op indicatie door gynaecoloog of huisarts
Als er op basis van klachten door uw huisarts of gynaecoloog een extra uitstrijkje wordt afgenomen buiten het bevolkingsonderzoek, dan volgt er eerst een PAP-uitslag. Hierna wordt besloten of bepaling van het HPV nodig is.
- PAP 0: de cellen zijn niet goed te beoordelen
Soms is de uitslag van het uitstrijkje niet goed te beoordelen. Er zit bijvoorbeeld te veel bloed bij de cellen of er zijn te weinig cellen. Het uitstrijkje wordt na enkele weken herhaald.
- PAP 1: de cellen zijn normaal
Het uitstrijkje is normaal. Het volgende uitstrijkje zal weer plaatsvinden via het bevolkingsonderzoek tenzij u aanhoudende klachten heeft.
- PAP 2 of PAP 3a1: de cellen zijn licht afwijkend
Deze uitslag betekent dat er meestal niets ernstigs aan de hand is. Er wordt wel een aanvullende bepaling van het HPV verricht.
Indien het HPV niet aanwezig is, wordt het uitstrijkje na 6 maanden herhaald. Indien het HPV wel aanwezig is wordt aanvullend onderzoek geadviseerd door middel van colposcopie. Dit is om te beoordelen of er afgewacht kan worden of de afwijking weer vanzelf verdwijnt zonder dat een behandeling plaatsvindt.
- PAP 3a2: de cellen zijn matig afwijkend
Deze uitslag betekent dat er meestal niets ernstigs aan de hand is. Er wordt wel aanvullend onderzoek geadviseerd door middel van colposcopie en afname van een of meerdere kleine stukjes weefsel (biopten) van de baarmoedermond voor verder onderzoek. Afhankelijk van de grootte van de afwijking, uw leeftijd en het wel of niet aanwezig zijn van een kinderwens zal met u afgewogen worden of een aanvullende behandeling (lisexcisie) direct zal plaatsvinden.
- PAP 3b/4: de cellen zijn ernstig afwijkend
De cellen zijn meer afwijkend dan bij een PAP 3a. Er wordt aanvullend onderzoek geadviseerd door middel van colposcopie en afname van een of meerdere kleine stukjes weefsel (biopten) van de baarmoedermond voor verder onderzoek. De kans op een advies voor een aanvullende behandeling (lisexcisie) van de baarmoedermond is groot.
- PAP 5: de cellen zijn sterk afwijkend
De cellen zijn sterk afwijkend, en de uitslag kán passen bij kanker van de baarmoederhals. Het is verstandig dat u op korte termijn door de gynaecoloog onderzocht wordt door middel van colposcopie en afname van een of meerdere kleine stukjes weefsel van de baarmoedermond voor verder onderzoek. Soms alarmeert het uitstrijkje ten onrechte.
Het onderzoek
Colposcopie
Indien het HPV aanwezig is en er sprake is van een afwijkend uitstrijkje zal er aanvullend onderzoek volgen bij de gynaecoloog. Dit aanvullende onderzoek bestaat in ieder geval uit een colposcopie.
Bij een colposcopie kijkt de gynaecoloog met een microscoop naar de baarmoedermond (figuur 3). Op deze manier kan de gynaecoloog beoordelen of er (uitgebreide) afwijkingen aanwezig zijn. Ter plekke kan beoordeeld worden of het nodig is een stukje weefsel (biopt) weg te nemen voor verder onderzoek of om u direct te behandelen door het afwijkende weefsel weg te halen (lisexcisie).
Planning van de colposcopie
De colposcopie vindt bij voorkeur plaats als u niet menstrueert. Hier moet u bij het maken van de afspraak rekening mee houden. Indien u zwanger bent, meldt dit dan bij het maken van de afspraak.
Vóór het plannen van het onderzoek belt een van onze polimedewerkers u om enkele praktische zaken door te nemen en uw eventuele vragen te beantwoorden.
Voorbereiding op de colposcopie
In principe heeft u geen pijnstilling nodig tijdens het onderzoek. U mag als u dat wilt 2 tabletten paracetamol van 500 mg innemen 1 uur voor het onderzoek. U hoeft niet nuchter te zijn. U mag dus gewoon eten voorafgaand aan het onderzoek.
Locatie colposcopie
Het onderzoek vindt plaats op de polikliniek gynaecologie (route 75) op locatie Venray. U meldt zich op het afgesproken tijdstip bij de balie.
Duur colposcopie
Het onderzoek duurt tussen de 10 en 30 minuten. Na het onderzoek kunt u wat drinken in de wachtkamer. U kunt met eigen vervoer naar huis. Natuurlijk kunt u ook iemand meenemen.
Hoe verloopt de colposcopie?
U neemt plaats op een gynaecologische stoel. De gynaecoloog onderzoekt u met een eendenbek (speculum). Deze wordt voorzichtig in de vagina ingebracht net als bij het maken van een uitstrijkje.
Om de baarmoedermond beter te kunnen bekijken wordt een microscoop met een lamp, de colposcoop, gebruikt. Deze wordt ongeveer 30 cm voor de ingang van de vagina geplaatst en blijft dus buiten de vagina (zie figuur 3). De colposcoop is aangesloten op een beeldscherm. U kunt, als u dat wilt, meekijken tijdens het onderzoek.
Om eventuele afwijkingen van de baarmoedermond beter te kunnen zien worden er een of meer kleurstoffen op de baarmoedermond aangebracht. De eerste kleurstof is azijnzuur. Deze kan wat zuur ruiken. De andere kleurstof is lugol, een jodiumhoudende kleurstof zonder geur. Belangrijk dus om aan te geven als u allergisch bent voor jodium.
De meeste vrouwen voelen niets van de vloeistoffen, sommigen voelen wat prikken. Als er afwijkende plekjes op de baarmoedermond aanwezig zijn worden deze door de kleurstoffen zichtbaar. Na beoordeling van de baarmoedermond vertelt de gynaecoloog u wat de bevindingen zijn. In overleg met u kan aanvullend een biopt dan wel lisexcisie worden verricht. Indien dit niet nodig is dan is het onderzoek klaar. De eendenbek wordt verwijderd en u kunt zich weer aankleden.
Afname biopt voor weefselonderzoek
Als er afwijkingen aan de baarmoedermond te zien zijn kan de gynaecoloog een of meerdere stukjes weefsel (biopten) wegnemen.
Dit weefsel wordt in het laboratorium onderzocht om na te gaan hoe ernstig de afwijking is. Over het algemeen is het nemen van een biopt niet pijnlijk en is verdoving dan ook niet nodig. De baarmoedermond kan na het nemen van een biopt een beetje bloeden. Dit bloedende plekje wordt door de gynaecoloog aangestipt met een etsende stof. Dit geeft vaak een wat krampend gevoel in de onderbuik.
De behandeling
Behandeling: lisexcisie of LLETZ
Als er afwijkingen worden gezien die zeer waarschijnlijk niet vanzelf verdwijnen zijn er twee mogelijkheden. De gynaecoloog kan ervoor kiezen dit eerst via afname van een biopt te onderzoeken of om direct de afwijking in zijn geheel weg te nemen. Die behandeling heet lisexcisie/LLETZ.
Uw gynaecoloog zal beide mogelijkheden met u bespreken en u hierin adviseren. Bij het advies houdt de gynaecoloog rekening met de grootte van de afwijking, uw leeftijd en of u wel of geen kinderwens heeft. Een lisexcisie/LLETZ heeft geen invloed op uw vruchtbaarheid. Wel verhoogt het enigszins de kans op een vroeggeboorte.
Het verloop van de lisexcisie of LLETZ
Als in overleg met u wordt besloten om een lisexcisie/LLETZ uit te voeren, wordt de baarmoedermond plaatselijk verdoofd door middel van een injectie. Het inspuiten van de verdoving voelen de meeste vrouwen niet.
U krijgt een plakker op uw bovenbeen om de stroom te geleiden. Met een elektrisch verhit lusje wordt de afwijking verwijderd. Hierna worden kleine bloedingen in het wondgebied dicht gebrand. Het schroeien van het weefsel geeft een verbrande geur. Door de verdoving is de behandeling over het algemeen pijnloos. De behandeling duurt ongeveer 10 minuten.
Na de colposcopie
Na afloop van de colposcopie
Na afloop van de colposcopie kunt u nog wat drinken in de wachtkamer of direct naar huis gaan. De meeste vrouwen hebben na het onderzoek of de behandeling geen of weinig pijnklachten. Als er biopten zijn afgenomen of een lisexcisie/LLETZ is verricht duurt het ongeveer 3 weken voor het wondje is hersteld.
In deze periode kunt u bloedverlies of bruine afscheiding hebben. Meestal neemt 5-7 dagen na de behandeling het bloedverlies tijdelijk toe door het loslaten van de korstjes. Dit hoort dus bij het normale genezingsproces. We raden seksueel contact, tampongebruik, zwemmen en in bad gaan af zolang er bloedverlies is. Douchen is geen probleem. U kunt dezelfde of de volgende dag weer aan het werk.
Wanneer contact opnemen?
Gelukkig zijn complicaties na een colposcopie zeldzaam.
Waarschuw de polikliniek gynaecologie als:
- het bloedverlies meer is dan een forse menstruatie
- de afscheiding toeneemt
- er sprake is van ernstige buikpijn
- er sprake is van koorts hoger dan 38 °C
Kosten colposcopie, behandeling en vervolgonderzoek
Het vervolgonderzoek en de behandeling bij de gynaecoloog maken geen deel uit van het bevolkingsonderzoek. De kosten vallen dus onder uw zorgverzekering. Het kan zijn dat u de kosten geheel of gedeeltelijk moet betalen.
Dit hangt af van de hoogte van het eigen risico en hoeveel u hiervan heeft gebruikt. Vragen hierover kunt u bespreken met uw zorgverzekeraar.
Uitslagen en vervolgtraject
Vervolgtraject
Is er geen biopt afgenomen en is er geen lisexcisie/LLETZ verricht? Dan zal het advies van de gynaecoloog zijn om over 12 maanden terug te komen in het ziekenhuis voor het maken van een nieuw uitstrijkje.
Is er wel een biopt afgenomen of een lisexcisie/LLETZ verricht? Dan krijgt u 2 weken daarna een belafspraak of poliklinische afspraak. Tijdens deze afspraak wordt de uitslag van het weefselonderzoek besproken.
Uitslag
U kunt verschillende uitslagen krijgen. Het kan zijn dat er in het weefsel geen afwijking wordt gevonden of het kan zijn dat er een voorstadium van baarmoederhalskanker wordt gevonden. De voorstadia worden onderverdeeld in 3 verschillende groepen: CIN 1, CIN 2 of CIN 3.
CIN 1: geringe afwijking
CIN 1 hoeft niet verder behandeld te worden. De afwijking verdwijnt meestal vanzelf binnen 2 jaar. De kans op complicaties van een eventuele behandeling is groter dan de kans dat er uit deze afwijking kanker ontstaat. Er zal in principe na 12 maanden een nieuw uitstrijkje worden verricht in het ziekenhuis.
CIN 2: matige afwijking
Bij vrouwen met een kinderwens wordt geadviseerd om na 6 maanden een nieuw uitstrijkje af te nemen om te zien of het afweersysteem de afwijking heeft opgeruimd. Als er geen kinderwens (meer) bestaat zal een behandeling door middel van een lisexcisie/LLETZ met u worden besproken.
Als CIN 2 wordt gevonden in het materiaal van een lisexcisie/LLETZ, bent u al behandeld. Na de lisexcisie/LLETZ wordt eveneens na 6 maanden een nieuw uitstrijkje gemaakt in het ziekenhuis. Bij 90% van alle vrouwen is het uitstrijkje na 6 maanden normaal.
CIN 3: ernstige afwijking
Behandeling door middel van een lisexcisie/LLETZ wordt geadviseerd. Als er enkel een biopt is genomen, krijgt u een nieuwe afspraak voor een lisexcisie/LLETZ.
Als CIN 3 wordt gevonden in het materiaal van een lisexcisie/LLETZ, bent u al behandeld. Na de lisexcisie/LLETZ wordt eveneens na 6 maanden een nieuw uitstrijkje gemaakt in het ziekenhuis. Bij 90% van alle vrouwen is het uitstrijkje na 6 maanden normaal.
Voor vrouwen met kinderwens is er de mogelijkheid om te behandelen met medicatie, zodat de kans op vroeggeboorte niet toeneemt. De kans op een normale uitstrijk na deze behandeling is 50 %.
Meer informatie
Folder RIVM: ‘Onderzoek baarmoederhalskanker’
Folder KWF: ‘Baarmoederhalskanker’
Vragen
Heeft u na het lezen van deze informatie nog vragen? Stel uw vragen tijdens het eerstvolgende bezoek of bel naar:
Contact
Opmerkingen
- Ziet u een typfout, een taalkundige fout, of heeft u moeite met de leesbaarheid?
-
Stuur een e-mail naar communicatie@viecuri.nl en we zoeken een passende oplossing.
Disclaimer
Deze informatie is algemeen en geen behandeladvies. De informatie is ook geen vervanging van de afspraken die tussen patiënt en zorgverlener zijn gemaakt. VieCuri kan niet aansprakelijk worden gesteld voor schade als gevolg van mogelijke onjuistheden. Bekijk hier de uitgebreide disclaimer.