Zorgrisico's bij opname

Pijn, decubitus, ondervoeding en vallen

Inleiding

Ondanks de zorgvuldigheid waarmee gewerkt wordt, verloopt een ziekenhuisopname niet altijd probleemloos. Als patiënt kunt u te maken krijgen met ongemakken als pijn, ondervoeding en doorliggen (decubitus).

In deze informatie leest u hoe het ziekenhuis samen met u deze ongemakken kan voorkomen en/of behandelen. Als iets niet duidelijk is, vraag dan een verpleegkundige gerust om uitleg.

Algemeen

Pijn, ondervoeding bij ziekte en decubitus kunnen het genezingsproces nadelig beïnvloeden. Daarom hebben medisch specialisten en verpleegkundigen in VieCuri met elkaar afspraken gemaakt om pijn, ondervoeding en decubitus zoveel mogelijk te voorkomen. Dit zal niet altijd lukken. Daarom zijn er ook afspraken gemaakt voor tijdige signalering en een spoedige behandeling als toch pijn, ondervoeding en/of decubitus ontstaan.

U, als patiënt, ervaart als eerste klachten. Het is daarom belangrijk dat u deze doorgeeft aan de verpleegkundigen en/of de zaalarts op de afdeling.

Pijn

Inleiding

Na een operatie of ten gevolge van ziekte kunt u pijn hebben, doordat weefsels zijn beschadigd. Pijn is niet prettig. Daarnaast kan pijn het genezingsproces nadelig beïnvloeden. Minder pijn betekent een sneller herstel en minder complicaties. Daarom hebben we in VieCuri ervoor gekozen om ernstige pijn ‘voor te blijven’.

Dit houdt in dat u standaard medicijnen krijgt om uw pijn te verminderen, aangepast aan uw operatie of ziekte.

Persoonlijke pijnmeting

Pijn wordt door iedereen anders ervaren. Daarom gaan wij ervan uit dat u de enige bent die ons kan vertellen hoeveel pijn u heeft. Tijdens uw opname wordt standaard driemaal per dag naar uw pijn gevraagd. U kunt dan een cijfer geven aan de pijn. Het geven van een pijncijfer kan soms best lastig zijn. Daarom helpen wij u hierbij.

Met het cijfer 0 geeft u aan geen pijn te hebben.

Het cijfer 10 staat voor de ergste pijn die u zich voor kunt stellen.

Het is belangrijk dat uw pijn acceptabe l blijft. Dit houdt in dat u bij de pijn die u voelt goed moet kunnen doorademen, ophoesten en bewegen.

Om met elkaar over pijn te kunnen communiceren is landelijk vastgelegd dat acceptabele pijn wordt aangegeven met een cijfer tot en met 3.

Persoonlijke pijnbehandeling

Hoe langer pijn bestaat hoe moeilijker deze is te behandelen. Daarom is het belangrijk dat zo snel mogelijk een goede pijnbestrijding plaatsvindt. Afhankelijk van de hoeveelheid pijn worden pijnstillers op- of afgebouwd. Vanaf pijnscore 4 krijgt u extra medicijnen die zijn afgesproken of wordt over uw pijn overleg gevoerd met de arts of pijnverpleegkundige. De pijn is immers voor u niet acceptabel. Uw pijnscores worden geregistreerd in uw verpleegkundig dossier.

Op deze manier kunnen wij het effect van de pijnbehandeling controleren en indien nodig bijsturen. Zo kan uw pijn, na een operatie of ten gevolge van een ziekte, zo goed mogelijk behandeld worden.

Pijnbehandelingsmethoden

De meeste pijnstillers worden u aangeboden in tabletvorm. Als u (tijdelijk) niet goed kunt slikken, kunnen we de toedieningsvorm aanpassen bijvoorbeeld in de vorm van een injectie vlak onder de huid of via het infuus.

Afhankelijk van uw operatie, ziekte of pijnklachten wordt een intensieve pijnbehandeling voorgesteld d.m.v. een pijnpomp.

 

We kennen de volgende mogelijkheden:

PCIA-pomp:

PCIA is afkomstig van het Engelse ‘Patient Controlled Intravenous Analgesia’. In het Nederlands heet het ‘door patiënt uitgevoerde pijnstilling’. De PCIA-pomp wordt aangesloten op een infuus. De PCIA-pomp is voorzien van een drukknop, waarmee u de toediening van medicijnen tegen de pijn zelf kunt regelen.

PCIA pomp met handset

U kunt uzelf hiermee nooit teveel medicijnen geven, omdat de pomp wordt ingesteld op uw behoefte. Als u geen pijn heeft, mag u de pomp niet gebruiken. Indien van toepassing krijgt u altijd extra uitleg over de werking van deze pomp.

 

Epiduraalpomp:

Hierbij wordt via een ruggenprik een katheter ingebracht in de epidurale ruimte. De epidurale ruimte is een ruimte rondom het ruggenmerg. Op deze manier kan een specifiek gebied van het lichaam verdooft worden. Deze pomp wordt zo ingesteld dat u continu pijnstilling krijgt toegediend. Indien van toepassing krijgt u altijd extra uitleg over deze vorm van pijnbehandeling.

Epiduraal pomp

Van medicijnen tegen de pijn kunt u misselijk worden. Misselijkheid is een vervelende bijwerking. Het is echter niet altijd te voorkomen. Er zijn (extra) medicijnen beschikbaar om misselijkheid te bestrijden. Het wordt niet altijd aanbevolen om de medicijnen tegen de pijn bij misselijkheid achterwege te laten. Heeft u andere klachten van uw medicijnen tegen de pijn geef dit dan door aan de verpleegkundige.

Wij betrekken u er graag bij!

Als u pijn heeft of misselijk bent hoeft u natuurlijk niet te wachten totdat de verpleegkundige bij u langs komt. Wij vinden het belangrijk dat u bewust bent van de noodzaak om pijn goed te behandelen. Daarom vragen wij u om tijdig aan te geven wanneer de pijn toeneemt of wanneer u misselijk bent. Ook als u vragen heeft stel ze gerust. Wij zijn er om u te helpen!

De pijnservice medewerker

Bent u geopereerd dan wordt u standaard drie dagen na de operatie extra begeleid door de pijnservice medewerker. Gebruikt u een pijnpomp dan wordt u dagelijks bezocht door de pijnservice medewerker zolang u deze pijnpomp in gebruik heeft.

De pijnservice medewerker stelt samen met u de pijnmedicatie bij en koppelt dit terug naar de afdelingsverpleegkundige. Als u langer dan gebruikelijk pijn blijft houden kan in samenspraak met uw behandelend arts een consult geschreven worden voor extra pijnbehandeling.

Specifieke pijn

Voor specifieke pijn, zoals pijn bij kanker of chronische pijn en de hierbij behorende pijnbehandelingen verwijzen wij u graag naar uw behandelend arts. Afhankelijk van of dit voor u van toepassing is zijn er speciale brochures beschikbaar.

Ondervoeding bij ziekte

Inleiding

Ondervoeding door ziekte is een veel voorkomend probleem, waardoor extra aandacht voor voeding nodig is. Ten tijde van ziekte heeft het lichaam meer energie, eiwit en andere voedingsstoffen nodig dan gebruikelijk, net als bij zwaar werk of sporten. Ongeveer één op de drie opgenomen patiënten is ondervoed of loopt risico hierop. Ondervoeding heeft meestal tot gevolg dat uw herstel minder snel gaat, de conditie achteruit gaat of dat u de behandeling minder goed verdraagt. Kortom, ondervoeding kan een spoedig herstel in de weg staan. Voor het bereiken van een goede voedingstoestand is een energie- en eiwitverrijkte voeding nodig. Na herstel en het bereiken van een gezond en stabiel gewicht kunt u weer overgaan op uw gebruikelijke voeding.

Wanneer is er sprake van ondervoeding?

Als u minder eet dan uw lichaam nodig heeft, valt u af en loopt u risico om in een slechte voedingstoestand terecht te komen. Een slechte voedingstoestand wordt ook wel ondervoeding genoemd. Dit betekent dat het lichaam te weinig voedingstoffen beschikbaar heeft, zoals eiwitten en energie.

Er wordt gesproken over ondervoeding door ziekte wanneer er sprake is van meer dan 10% onbedoeld gewichtsverlies in de laatste 6 maanden of meer dan 5% in de laatste maand. Er is ook sprake van ondervoeding bij een BMI* kleiner dan 18,5.

Bij overgewicht kan er ook sprake zijn van ondervoeding. Bij ziekte verliest u geen vetreserve, maar juist spiermassa. Dat is niet wenselijk want uw voedingstoestand bepaalt mede uw weerstand en herstel.

* Body Mass Index(BMI) = het gewicht in verhouding tot de lichaamslengte.

Vroegtijdig signaleren

De verpleegkundige stelt een aantal vragen, om ondervoeding tijdig te signaleren. Aan de hand van uw antwoorden kan worden vastgesteld of u risico loopt op ondervoeding.

Voorkomen van ondervoeding

Indien u tot de risicogroep behoort krijgt u naast de gewone maaltijden ook extra tussendoortjes aangeboden. De tussendoortjes zijn met zorg gekozen op basis van samenstelling, voedingswaarde, smaak en variatie. Elk tussendoortje bevat een ruime hoeveelheid eiwit.

Zorg dat het gewicht stabiel blijft tijdens de opname en het herstel, ook indien u vóór de ziekte of opname bewust bent afgevallen.

Eten kan een probleem zijn tijdens ziekte, bijvoorbeeld bij een verminderde eetlust, misselijkheid of vermoeidheid, terwijl uw lichaam juist meer voedingsstoffen nodig heeft. Om toch voldoende voedingsstoffen binnen te krijgen is het belangrijk om kleine maaltijden te verdelen over de dag en voornamelijk aandacht te hebben voor voldoende eiwit..

Behandeling bij ondervoeding

Als u ondervoed bent of risico loopt op ondervoeding kan de diëtist u tijdens de opname bezoeken. De diëtist bespreekt met u wat in uw situatie wenselijk is. Het is voor iedere patiënt van belang de voedingstoestand tijdens opname niet te laten verslechteren.

Wat kunt u zelf doen?

Het is belangrijk om uw gewicht in de gaten te houden door uzelf een keer per week te wegen. Als het gewicht daalt, is het belangrijk om dit te bespreken met uw specialist, huisarts of diëtist. Verder is het goed om thuis verdeeld over de dag kleine maaltijden te eten, zoals u ook in het ziekenhuis aangeboden krijgt.

Praktische tips

  • Beleg uw boterham dubbel met kaas en/of vleeswaren en besmeer het ruim met roomboter of margarine;
  • Gebruik regelmatig een melkproduct;
  • Kies voor volle melkproducten in plaats van magere of halfvolle melkproducten;
  • Neem een ruime portie vlees(vervanger) of vis bij de maaltijd;
  • Neem bijvoorbeeld als tussendoortje een blokje kaas, plakje worst, melkproduct of handje nootjes;
  • Gebruik kleine maaltijden verspreid over de dag, neem bijvoorbeeld naast de 3 hoofdmaaltijden ook 3 tussendoortjes en sla geen maaltijden over. ;Voorkom dat u te vermoeid bent om te eten, rust voor de maaltijd indien nodig;
  • Neem een broodmaaltijd als de warme maaltijd u tegenstaat.

Dieet

Als u thuis al een dieet heeft kunt u via de verpleegkundige van de afdeling een afspraak maken met de diëtist. U kunt met de diëtist bespreken welke tussendoortjes binnen uw dieet passen.Ondervoeding door ziekte is een veel voorkomend probleem. Ongeveer een op de drie patiënten in ziekenhuizen is ondervoed of loopt risico hierop. Ondervoeding door ziekte heeft meestal als gevolg dat het herstel minder snel gaat en de reactie op de behandeling niet optimaal is.

Decubitus

Inleiding

Decubitus (doorliggen) is een serieus probleem.

Iedereen, die vanwege ziekte of ongeval in bed, stoel of rolstoel moet blijven, kan decubitus krijgen. Vaak leidt dit tot pijn, een langer verblijf in het ziekenhuis of verpleeghuis en trager herstel van gezondheidsproblemen.

Decubitus kan in veel gevallen voorkomen worden. Ontstaat decubitus toch, dan hoeft dit niet erger te worden.

Wat is decubitus

Decubitus is een wond, die ontstaat door voortdurende druk wel/niet in combinatie met schuifkrachten. Hierdoor

beschadigt de huid en het onderliggend weefsel. Bij een lichte beschadiging treedt roodheid van de huid op. Bij een ernstige vorm kunnen diepere wonden ontstaan tot en met de spieren en botten.

Hoe ontstaat decubitus

Door langdurig zitten of liggen kunnen op bepaalde plekken van de huid en het daaronder gelegen weefsel de kleine bloedvaten (te) lang samengedrukt worden. Hierdoor ontstaat decubitus. Een andere belangrijke factor die decubitus kan veroorzaken is schuiven.

Waar ontstaat decubitus

Decubitus ontstaat op plaatsen waar langdurig druk op het weefsel tussen bot en huid uitgeoefend wordt. Met name de Plaatsen waar zich weinig weefsel tussen de huid en het bot bevindt zijn kwetsbaar zoals bijvoorbeeld: stuit, heupen en hielen. Op de volgende pagina ziet u schematisch in een tekening de kwetsbare plekken weergegeven.

Figuur 1 Schematische weergave van plekken die extra kwetsbaar zijn

Figuur 2 . Schematische weergave van plekken die kwetsbaar zijn als u ligt

U kunt zelf maatregelen nemen om decubitus te voorkomen:

  • Inspecteer uw huid minimaal 1 keer per dag.
  • Zorg voor een goede lichamelijke hygiëne.
  • Voorkom een schrale huid, zorg voor een goede huidverzorging.
  • Meldt pijn aan bijvoorbeeld hielen of stuit door zitten of liggen.
  • Maak de huid schoon als deze in contact is gekomen met urine en/of ontlasting.
  • Gebruik zo nodig absorberende luiers, matjes en/ of broekjes met een snel drogend oppervlakte.
  • Bescherm de huid met een crème of zalf; bij vochtige huid gebruikt u poeder.
  • Eet volwaardige voeding. Praat met de verpleegkundige of een andere deskundige over de voeding als u niet normaal kunt eten.
  • Drink dagelijks tenminste 1,5 liter vocht.
  • Blijf deelnemen aan hetgeen om u heen gebeurd.
  • Neem maatregelen om decubitus te voorkomen bij bedlegerigheid of stoelgebonden zijn.

Aarzel niet om hulp te vragen als iets niet lukt.

Het is raadzaam met uw arts en met de (wijk)verpleegkundige te praten om alle mogelijkheden voor uw specifieke situatie te benutten.

U heeft meer kans op doorliggen wanneer u:

  • bedlegerig of stoelgebonden bent;
  • niet in staat bent prikkels te voelen;
  • niet in staat bent voldoende te bewegen.

De kans op decubitus is groter als u bovendien:

  • lijdt aan gevoelsstoornissen;
  • incontinent bent van urine en/of ontlasting;
  • overmatig transpireert;
  • moeite heeft met eten en drinken;
  • een verlaagd bewustzijn heeft;
  • lijdt aan een chronische aandoening zoals diabetes.

Hoe te handelen als u bedlegerig bent:

  • Verander ten minste elke vier uur van houding of vaker als u dit zelf kunt of laat elke vier uur wisselligging toepassen.
  • Zet de hoofdsteun zo weinig en zo kort mogelijk omhoog om de druk op de stuit te minimaliseren.
  • Gebruik de knieknik (van het bed) of kussens om de hielen vrij van het bed te houden.
  • Zorg dat de onderlaag waarop u ligt glad is en draag geen onderkleding.

Hoe te handelen als u stoelgebonden bent:

  • Verander minimaal elke 15 minuten van positie (als u dit zelf kunt) of elk uur (als u hierbij geholpen moet worden).
  • Zorg voor een gladde ondergrond.
  • Zorg voor regelmatige beweging.

Als u toch een doorligwond krijgt, is het belangrijk om door te gaan met de eerder genoemde adviezen. Zo voorkomt u nieuwe wonden en al ontstane wonden genezen sneller.

Voorkomen van vallen

Het voorkomen van valincidenten binnen het ziekenhuis

Vallen is een onbedoelde, plotselinge gebeurtenis waarbij u op de grond terechtkomt. Hierbij kan schade ontstaan aan het lichaam, zoals schaafwonden, kneuzingen maar ook breuken. Naarmate de leeftijd vordert, wordt de kans om te vallen groter.

Een aantal oorzaken van het vallen zijn

  • een verandering in de gezondheidstoestand. Door inactiviteit/deconditioneren neemt het valrisico toe.
  • het afnemen van het reactievermogen
  • het overschatten van de eigen situatie door verwardheid of vergeetachtigheid.

Hieronder vindt u informatie over wat u, samen met uw familie of mantelzorger, kunt

doen om het risico op vallen zo klein mogelijk te houden.

Oorzaken van vallen

Vallen is geen ziekte, maar een gebeurtenis als gevolg van allerlei verschillende oorzaken. Verschillende oorzaken van vallen zijn:

  • Ongeluk door de omgeving, bijvoorbeeld over een voorwerp struikelen.
  • Loop- en/of balans problemen, bijvoorbeeld een verminderde spierkracht en een kleine stapgrootte.
  • Duizeligheid.
  • Flauwvallen.
  • Verwardheid.
  • Ziektes, bijvoorbeeld ernstige botontkalking en bloedarmoede.
  • Medicijngebruik.
  • Moeite met toiletgang (urine/ontlasting).
  • Slecht horen en slecht zien.

Gevolgen van vallen

Ook als een val niet leidt tot een beschadiging van het lichaam, kan het voor u als ingrijpend worden ervaren. Soms kan een val er ook toe leiden dat u minder zelfstandig wordt. Vaak ontstaat angst om een tweede keer te vallen. Hierdoor kunt u

onzeker worden. Ook kan een valpartij uiteindelijk zorgen voor een langere opnameduur in het ziekenhuis, waardoor de kans op bedrust vanwege verwondingen groot is. Het voorkomen van een val is belangrijk. Iedereen wil immers zo lang

mogelijk zelfstandig blijven. Dat kan door uw omgeving zo veilig mogelijk te maken en door zelf ook goed op te letten dat u geen onnodig risico loopt.

Wat kunt u zelf doen bij opname in het ziekenhuis?

Om een beter beeld te krijgen van de situatie vóór opname is het belangrijk dat u enkele details (zoals hieronder beschreven) doorgeeft aan de verpleegkundige.

Deze zorgt ervoor dat de informatie bij andere hulpverleners terechtkomt.

  • Is er sprake geweest van een val in de afgelopen 6 maanden?
  • Is er een verandering in het lopen opgetreden; dit kan snel of langzaam zijn geweest?
  • Hoort of ziet u de laatste tijd minder?
  • Is er sprake van duizeligheid?

Om de veiligheid van onze patiëntengroep nog meer te waarborgen, treffen wij, als verpleegkundige binnen VieCuri, aanvullende maatregelen. Ook hierbij kunt u helpen.

Op de volgende pagina’s vindt u informatie over hoe u een val kunt voorkomen in het ziekenhuis. Bij alle onderstaande punten wordt u ten alle tijden door de verpleegkundige

ondersteund.

1. Val door de omgeving

  • Zorg dat het bed op de laagste stand staat als u in of uit bed wilt stappen.
  • Klap uw nachtkastje in voordat u gaat slapen. Het nachtkastje is geen goede steun, het kan verreden worden en maakt daardoor juist dat u uit balans kunt raken.
  • Zorg dat alles wat u nodig heeft, binnen handbereik is en op een vaste plek staat.
  • Ruim rondslingerende spullen op. U kunt dit kwijt in uw kledingkast.
  • Maak gebruik van de nachtverlichting.

2, Val door lopen en/of balansproblemen

  • Zorg voor goed passende schoenen, bij voorkeur een veterschoen met een rubberen zool zodat u niet uitglijdt of struikelt.
  • Probeer in beweging te blijven. Dat kan ook samen met uw bezoek. Overleg daarvoor even met de verpleegkundige of het kan en mag. Liever drie maal daags een klein stukje dan één keer een grote afstand lopen.
  • Indien u gebruik dient te maken van een hulpmiddel, zorg dan dat dit op de juiste hoogte afgesteld is. Een fysiotherapeut kan u hierbij helpen en met u oefenen hoe u het hulpmiddel op een juiste manier gebruikt.

3. Val door duizeligheid en flauwvallen

  • Zet de hoofdsteun van uw bed wat omhoog voordat u gaat slapen. De bloeddruk zakt dan minder bij het opstaan.
  • Wanneer u opstaat, doe dit dan langzaam en blijf even op de rand van het bed zitten. Span de spieren van de benen een paar keer aan door de tenen van uw voeten omhoog te bewegen.
  • Zet een stoel dicht bij uw bed, zodat u daarop kunt zitten wanneer u duizelig wordt.

4. Val door verwardheid

  • Als u verward bent kan het prettig zijn dat een familielid aanwezig is. In overleg met de verpleegkundige kunnen afspraken gemaakt worden over bezoek buiten de vastgestelde bezoektijden.

5. Val door medicijngebruik

  • Wees alert op het ontstaan van bijwerkingen zoals sufheid, stijfheid, verwardheid, duizeligheid en spierzwakte. Geef dit door aan uw verpleegkundige wanneer hier sprake van is.

6. Val door moeite met toiletgang (urine/ontlasting)

  • Probeer te achterhalen hoe vaak u naar het toilet moet (welke tijden) zodat u dit op tijd kunt aangeven. De verpleegkundige kan u dan hulp en ondersteuning bieden.
  • U kunt altijd gebruikmaken van een po-stoel naast het bed.

7. Val door slecht horen in combinatie met loopproblemen of slecht zien

  • Gebruik uw gehoorapparaat. Laat zo nodig de verpleegkundige het gehoorapparaat controleren.
  • U kunt zelf naar een audicien gaan om uw gehoor en gehoorapparaat te laten controleren. Het is van belang dat u dit regelmatig doet.
  • Een van de oorzaken van vallen is slechtziendheid. Hieronder staan tips hoe u met slechtziendheid in het ziekenhuis kan omgaan:
  1. Wanneer u uit bed gaat, gebruik dan uw bril.
  2. Wanneer u veel problemen heeft met het zien, geef dit dan tijdig aan in het ziekenhuis. Zo kan de verpleegkundige hiermee rekening houden.

Tot slot

Helaas is het niet in alle gevallen mogelijk om in het ziekenhuis de juiste beschermende maatregelen te nemen. In dit geval proberen we hier zo snel mogelijk van op de hoogte te stellen. Realiseert u zich dat het valrisico, door de onvoorspelbaarheid van de situatie, niet altijd volledig kan worden voorkomen. Wij

als zorgverleners doen onze uiterste best om dit risico zo klein mogelijk te maken.

Mocht bij u sprake zijn van recidiverend vallen en/of verhoogd valrisico is het mogelijk om poliklinisch verder onderzoek te laten doen. Dit kan afhankelijk van de leeftijd en problematiek via de geriater (op de valkliniek) of neuroloog (collapspoli)

poliklinisch verder onderzocht worden.

Bij verdere vragen over dit onderwerp hebben of signaleert u valgevaarlijke situaties dan vragen wij u vriendelijk deze te melden bij de verpleegkundige.

Vragen

Heeft u nog vragen stel deze dan gerust aan de verpleegkundige of zaalarts op de afdeling of neem contact op met de pijnverpleegkundige, de diëtiste of de wond-/decubitusconsulente. 

Opmerkingen

  • Ziet u een typfout, een taalkundige fout, of heeft u moeite met de leesbaarheid?
  • Ziet u teksten of afbeeldingen met auteursrechten die wij niet hebben vermeld?

Stuur een e-mail naar communicatie@viecuri.nl en we zoeken een passende oplossing.

Disclaimer

Deze informatie is algemeen en geen behandeladvies. De informatie is ook geen vervanging van de afspraken die tussen patiënt en zorgverlener zijn gemaakt. VieCuri kan niet aansprakelijk worden gesteld voor schade als gevolg van mogelijke onjuistheden. Bekijk hier de uitgebreide disclaimer.

scroll terug naar boven